De inhoud van organisatieontwikkeling wordt opgebouwd vanuit een gestructureerde opdracht in groepen van maximum drie studenten. Hierin wordt een organisatievraagstuk aangebracht door een gastspreker. De doelstelling van deze opdracht is na te gaan hoe een sociaal cultureel werker kan bijdragen tot de kwaliteit en het beleid van de eigen organisatie en afdeling. In de gevalstudie zitten een aantal uitdagingen die in de latere beroepspraktijk ook zullen voorkomen. De te bereiken resultaten situeren zich op twee niveaus. 1. Een plan van aanpak voor de organisatie voorstellen met daarin een omschrijving van rol als sociaal-cultureel werk. 2. Een werkplanning en evaluatie van het groepsproces maken op niveau van het eigen team.
Daarnaast maken de studenten een gestructureerde opdracht 'Beleidssignalering'. Studenten kiezen een actueel beleidsthema (een artikel uit de recente actualiteit), analyseren het met behulp van een aangeboden stappenplan en komen zo tot een beleidssignaleringsdossier.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 08. Teamgericht kunnen werken
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 De MA kan zich binnen functionele relaties authentiek verbinden met mensen en groepen.
- C05 De MA handelt vanuit een kritische reflectie op de wisselwerking tussen het eigen werk, het werkveld en het breder maatschappelijk kader.
- C06 De MA kan in een team en een organisatie werken en kan zich functioneel bewegen in een netwerk van partners en organisaties.
Toelichting:
We vertrekken vanuit vijf heldere en van elkaar onderscheiden beroepssituaties: 1. Vanuit de organisatie participeren aan interne en externe overlegstructuren. 2. Constructief meewerken aan het beleid van de organisatie en de eigen afdeling en aan kwaliteitsverbetering. 3. Signaleren ten aanzien van het intern en extern beleid. 4. Mensen activeren om deel te nemen aan intern en extern beleid. 5. Leiding geven dicht bij de doelgroep. In deze beroepssituaties moet de student aantonen dat hij/zij beschikt over de competenties communiceren, exploreren, plannen en organiseren, relationele praktijken opbouwen, onderhandelen en overtuigen.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
Een grondige kennis van algemene inzichten van organisatiekunde is vereist. Deze werden aangereikt in het OA 'Mens & Organisatie' in het tweede jaar. Basiskennis van het sociaal-cultureel werk in Vlaanderen
A. Type
- handboek
- materiaal op WWW
- Andere: Artikels
B. Verplichte leermiddelen
Cuyvers, G., Organisatiekunde, Wolters Plantyn, 2000.
Beleid Wilms Luc, 2005, Sector en beleid van het Sociaal-Cultureel Werk in Vlaanderen, Niet gepubliceerde cursus, KH Kempen, Geel.
C. Aanbevolen leermiddelen
Er worden in de loop van de werkcolleges nieuwe invalshoeken aangereikt via losse teksten over managementvaardigheden (Quinn, 2003) 'Appreciative Inquiry' (Cooperrider, D.) en Integrale Kwaliteitszorg. De studenten worden aangezet om zelfsturend te werken, en zelf op zoek te gaan naar bijhorende informatie in functie van de opdracht en de uitdaging die zij voor zichzelf formuleren.
A. Types
- hoorcollege
- groepswerk
- begeleide zelfstudie
B. Omschrijving
Er wordt aan de opdracht gewerkt via werkcolleges, groepswerk en zelfstudie. De docent coacht de studenten op zowel inhoudelijk als procesmatig vlak. Toledo wordt gebruikt voor informatieuitwisseling en discussieruimte.
A. Types
- mondeling examen
- permanente evaluatie
B. Omschrijving
De onderwijsactiviteit telt mee voor 2 studiepunten.
Binnen deze onderwijsactiviteit worden twee opdrachten geëvalueerd
1. Een case aangebracht door een gastspreker : zowel het groepsproces als het eindresultaat van de gevalstudie worden beoordeeld voor de kerstvakantie en zijn voor 100% onderwerp van permanente evaluatie. De specifieke evaluatiecriteria worden vermeld in de opdrachtomschrijving. De gastspreker is mee betrokken in de evaluatie.
2. Een opdracht rond beleidssignalering (40% permanente evaluatie en 60 % mondeling examen). Op het mondeling examen wordt de opdracht door de student verdedigd. Er wordt nagegaan of de student de inhoud voldoende beheerst en er is bijzondere aandacht voor de competenties communiceren, onderhandelen en overtuigen.
De docent is aanwezig tijdens de werkcolleges om de studenten te ondersteunen en te coachen. Verder wordt er gebruikt gemaakt van Toledo voor het stellen van vragen en het uitwisselen van informatie.