Via de masterproef toont de student aan dat hij beschikt over het analytisch vermogen om een onderzoeksprobleem op te lossen, en dit op zelfstandige basis en op academisch niveau.
Dit wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende criteria:
- Probleemstelling: de student kan het onderwerp van zijn masterproef correct formuleren en vertalen in een reeks van technische eisen en/of wetenschappelijke onderzoeksvragen.
- Aanpak: de student volgt een aantal logisch opeenvolgende onderzoeksstappen voor de oplossing van het probleem. De student levert een persoonlijke inbreng bij de analyse of de realisatie.
- Informatieverwerking: de student is in staat om informatie te verzamelen, relevante informatie te selecteren, te synthetiseren en te interpreteren.
De masterproef resulteert in een scriptie die de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid en de onderzoeksingesteldheid van de student weerspiegelt.
A. Algemene competenties
- 01. Op een wetenschappelijke wijze kunnen denken en handelen
- 02. Kunnen omgaan met complexe problemen
- 03. Beschikken over het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context
- 04. Kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar het ontwikkelen van meer adequate oplossingen
- 05. Beschikken over het vermogen tot communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 07. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategiën
- 08. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
- 02. Kunnen ontwerpen van onderzoek
- 01. Kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek
- 06. Kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving
- 03. Kunnen toepassen van paradigma' s in het domein van de wetenschappen en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma' s
- 05. Het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten
C. Beroepsspecifieke competenties
- C03 In staat zijn om in domeinen van het vakgebied een originele bijdrage aan kennis te leveren.
- C04 Een onderzoekende houding aannemen, zelfstandig en resultaatgericht onderzoek kunnen uitvoeren.
- C05 Bereid zijn om contact te zoeken met andere onderzoeksgroepen en samenwerking nastreven.
- C06 Een diagnose kunnen stellen.
- C07 Een technisch ontwerp kunnen maken.
- C10 Rekening houden met natuur, milieu, veiligheid en zorgsystemen.
- C26 De groeiomstandigheden van planten begrijpen, kunnen optimaliseren en realiseren (BIO).
A. Volgtijdelijkheid
Biowetenschappen (ABA) / / Bodemkunde
B. Competenties