Vanuit de basiskennis gentechnologie vertrekt de student om een aantal geavanceerde DNA-technieken en toepassingen in de biomedische sector te begrijpen. Zo zal in het vak gentechnologie de student leren hoe genetisch materiaal geanalyseerd wordt voor complexere diagnostische doeleinden en voor therapeutische toepassingen. Voorts leert de student ook hoe en waarom menselijke genen in cellen en andere organismen (transgenen dieren) tot uiting gebracht kunnen worden of uitgeschakeld kunnen worden. In het labo gentechnologie II leert de student vooral om de DNA basistechnieken in een bredere geheel kaderen. Het incorporeren van controle-experimenten en het vergelijken van verschillende technieken wordt benadrukt. Het labo neemt een ganse week in beslag en start voor de officiële aanvang van het academiejaar. Zo wordt de continuïteit van de analyses verzekerd en kan de student verschillende proeven simultaan uitvoeren, zonder het groter geheel uit het oog te verliezen. Tenslotte leert de student via zelfstudie om DNA- en eiwitgegevensbanken te doorzoeken en informatie hieruit op te halen (bio-informatica).
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 08. Teamgericht kunnen werken
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 De BLter kan doordacht wetenschappelijke informatie en kennis aanwenden om een kwalitatief hoogstaande functionaliteit te garanderen.
- C02 De BLter is in staat om nauwkeurig, betrouwbaar, kritisch, systematisch en efficiënt laboratoriumanalyses uit te voeren (= voorbereiding en meten) met aandacht voor de eisen van een georganiseerd kwaliteitssysteem.
- C03 De BLter kan de bekomen onderzoeksresultaten en meetgegevens op een correcte wijze verwerken in een rapport en dit professioneel overbrengen aan derden.
- C04 De BLter is vertrouwd met de specifieke veiligheids-, milieutechnische, hygiënische en deontologische principes of aspecten van het werken in een medisch, bio(techno)logisch of farmacologisch laboratorium en kan de voorschriften terzake correct toepassen.
- C05 De BLter kan werkschema’s opstellen en chronologisch plannen en kan deze werkschema’s binnen een redelijk tijdsbestek uitvoeren.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties