De cursus behandelt de bespreking en het microbiologisch onderzoek van diverse humane specimens. Volgende stalen komen aan bod: urine; neus,keel,oren; lage luchtwegen; lumbaalvocht; punctievochten,biopsieën; wondvocht,etter,abces; genitale monsters; faeces, hemokulturen.
Voor elk van deze stalen wordt er steeds een onderscheid gemaakt tussen commensale flora en potentieel pathogene organismen. De monsterneming en bewaring komen aan bod, evenals het uitvoeren van een macroscopisch en een microscopisch onderzoek. Het belangrijkste onderdeel is de cultuur van het staal. Hierbij is de kennis van de diverse cultuurbodems zeer belangrijk, als ook het maken van de juiste keuze per staal.
Van elke significante isolatie volgt een bespreking van het antibiogram.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 05. Leiding geven
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 08. Teamgericht kunnen werken
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 De BLter kan doordacht wetenschappelijke informatie en kennis aanwenden om een kwalitatief hoogstaande functionaliteit te garanderen.
- C02 De BLter is in staat om nauwkeurig, betrouwbaar, kritisch, systematisch en efficiënt laboratoriumanalyses uit te voeren (= voorbereiding en meten) met aandacht voor de eisen van een georganiseerd kwaliteitssysteem.
- C03 De BLter kan de bekomen onderzoeksresultaten en meetgegevens op een correcte wijze verwerken in een rapport en dit professioneel overbrengen aan derden.
- C04 De BLter is vertrouwd met de specifieke veiligheids-, milieutechnische, hygiënische en deontologische principes of aspecten van het werken in een medisch, bio(techno)logisch of farmacologisch laboratorium en kan de voorschriften terzake correct toepassen.
- C05 De BLter kan werkschema’s opstellen en chronologisch plannen en kan deze werkschema’s binnen een redelijk tijdsbestek uitvoeren.
Toelichting:
- Studenten kennen de basisprincipes van bioveiligheid en kunnen ze toepassen tijdens de labo-oefeningen.
- Studenten kennen de diverse humane specimens.
- Studenten kennen de manier van afname voor de verschillende stalen. Van een aantal van deze stalen kunnen de studenten deze afname ook zelf uitvoeren. Studenten weten hoe ze stalen moeten bewaren.
- Studenten kennen voor elk staal het onderscheid tussen de commensale flora en de potentieel pathogenen organismen.
- Studenten kunnen van elk staal een macroscopisch en microscopisch onderzoek uitvoeren.
- Studenten kennen de toepassing van diverse cultuurmedia en kunnen de juiste keuze maken per staal.
- Studenten kunnen van elk staal een cultuur uitvoeren. Studenten kunnen deze cultuur beoordelen en de significante organismen isoleren en identificeren.
- Studenten kunnen voor elk staal de resultaten samenbrengen in een rapport.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
Basis labokennis microbiologie uit het eerste jaar: aseptische technieken, correct microscopisch onderzoek. Labo kennis uit het tweede jaar: kweken, isoleren en identificeren van bacteriën.
Theoretische kennis microbiologie en medische microbiologie van het eerste en tweede jaar.
A. Type
- handboek
- materiaal op leeromgeving
B. Verplichte leermiddelen
- VERHAEGEN, J., VERBIST, L., PYCKAVET, M., Medische microbiologie voor laboratoriumtechnologen Deel 1 en Deel 2. Leuven, Acco.
C. Aanbevolen leermiddelen
A. Types
B. Omschrijving
A. Types
- schriftelijk examen
- permanente evaluatie
B. Omschrijving
Het schriftelijk labo-examen bestaat uit een reeks open vragen. De nadruk ligt op terminologie, gestructureerde weergave van identificatieschema's, kennis van gebruikte materialen en methoden, kennis van courant voorkomende micro-organismen.
De permanente evaluatie wordt opgesplitst in:
1. Rapporteren in een logboek.
2. Permanente beoordeling.