In het opleidingsonderdeel relationele vorming 2 worden volgende thema's behandeld:
- Sociale vaardigheden bij kinderen
- Axenroos
- Relatieroos en sociometrie
- Pesten
- Straffen en belonen
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 05. Leiding geven
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 08. Teamgericht kunnen werken
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C02 Opvoeder.
- C03 Inhoudelijk expert.
- C04 Organisator.
- C06 Partner van ouders en verzorgers.
- C07 Lid van schoolteam.
Toelichting:
Typefunctie 2: De student als opvoeder:
- De student kan een positief, gestructureerd en veilig leer- en leefklimaat realiseren.
- De student is bereid om de eigenheid van anderen te respecteren en te waarderen.
- De student kan het beste in kinderen naar boven halen en ervoor zorgen dat ieder kind zich goed voelt.
- De student is zich bewust van zijn subjectief concept, zijn behoeften, gevoelens en waarden met nadruk op de impact hiervan op anderen.
- De student ontwikkelt een 'handelingsrepertorium' dat hem in staat stelt het klasgebeuren vlot te laten verlopen.
- De student is in staat een sfeer van verbondenheid te creëren met en tussen de leerlingen en met de mentoren in een niet-competitieve sfeer.
- De student kan de eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en hanteren met het oog op zelfontplooiing en integratie.
- De student kan door voorbeeldgedrag de kinderen stimuleren tot een open en respectvolle omgang met elkaar.
Typefunctie 3: De student als inhoudelijk expert:
- De student beheerst de relationele en communicatieve basisinhouden (zie 'inhoud').
Typefunctie 4: De student als organisator:
- De student gaat met de heersende klasregels en afspraken op een creatieve en persoonlijke manier om, onder supervisie van de mentor.
- De student past regels en afspraken consequent toe.
- De student kan het klasoverzicht behouden als de kinderen werken aan verschillende opdrachten.
Typefunctie 6: De student als partner van ouders/verzorgers:
- De student kan relationeel vaardig omgaan met meerderen, gelijken en kinderen.
- De student is zich bewust van een goede relatie tussen alle betrokken partijen van de opvoedingsdriehoek school-kind-ouders.
- De student kan zich zowel in de formele als informele situaties vriendelijk en respectvol opstellen tegenover ouders/verzorgers.
Typefunctie 7: De student als lid van het schoolteam:
- De student kan vlot samenwerken en ziet de eigenheid, kennis en vaardigheden van elke student als een meerwaarde in groepsleerprocessen.
- De student heeft aandacht voor en kan op een integere manier omgaan met de diversiteit binnen de eigen klas- en leergroep.
- De student kan assertief-constructief omgaan met negatieve feedback.
- De student springt discreet om met verkregen informatie over kinderen, ouders, stageplaatsen, ...
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
A. Type
B. Verplichte leermiddelen
C. Aanbevolen leermiddelen
A. Types
- hoorcollege
- discussieseminarie
- oefenpracticum
- groepswerk
B. Omschrijving
A. Types
- mondeling examen
- permanente evaluatie
B. Omschrijving