In deze cursus verwerf je een grondige en uitgebreide kennis van de medische woordenschat zodat je zowel de gesproken als de geschreven taal in het medisch milieu leert begrijpen. Je moet prefixen, suffixen en stammen in nieuwe begrippen kunnen herkennen en zo de betekenis afleiden.
Het bijbrengen van de medische terminologie gebeurt aan de hand van het ontleden van de geneeskundige woordenschat, maar ook door het toepassen van deze begrippen in teksten, bijsluiters en medische verslagen.
Het starten met “medische terminologie” vanaf het eerste jaar van de opleiding biedt het grote voordeel dat er meer tijd is om de leerstof te laten inwerken, te herhalen en de woordenschat voortdurend verder uit te bouwen, zowel in aantal begrippen als in de complexiteit van de medische disciplines.
Tijdens het tweede en derde jaar van de opleiding zal deze basis woordenschat verder uitgebreid worden met anatomische, fysiologische begrippen en met termen uit de ziekteleer. Een goede basiskennis terminologie zal ook onontbeerlijk blijken voor het uitvoeren van de Medische registratie.
De anderstalige medische terminologie komt aan bod in de “taalvakken”.
A. Algemene competenties
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties