Op het eerste gezicht lijkt 'beleidskunde' enkel te verwijzen naar regelgeving die door de overheid wordt opgelegd. Of wanneer we het korter gaan zoeken bij de organisatie, instelling of dienst waar je werkt: de directie, verantwoordelijken of het bestuur die bepaalde beleidsdoelstellingen uittekenen.
De overheid bepaalt wie toegang heeft tot welke voorzieningen en onder welke voorwaarden. Maar dè overheid bestaat niet. De welzijnsregelgeving is een samenspel tussen de federale, Vlaamse en lokale overheden. Organisaties zetten deze om in strategische en operationele doelstellingen, die mee de eigenheid van de voorziening bepalen.
Als welzijnswerker maak je deel uit van een organisatie of voorziening. Je bent dus mee verantwoordelijk voor het signaleren van noden en het lokaal uittekenen van het beleid. Ook beleidskeuzes van een concrete organisatie kunnen veel invloed hebben op de uitwerking van beleid in een bepaalde gemeente of op termijn in Vlaanderen en ruimer.
Als maatschappelijk werker binnen een organisatie word je geconfronteerd met allerlei keuzes die je samen met de collega's en directie zal moeten maken. Enkele voorbeelden van dergelijke keuzes kunnen zijn: de keuze van de doelgroep, de aangeboden dienst -en hulpverlening, de procedure bij klachten, het waarborgen van een kwaliteitsvolle hulpverlening. Afhankelijk van de grootte van de organisatie en de cultuur die er leeft kan je hierbij op verschillende manieren betrokken worden.
In hulpverleningsdossiers kan je ook op een probleem stuiten dat je niet individueel maar collectief moet aanpakken. Zo kan je bijvoorbeeld vaststellen dat de opname van een persoon met een handicap in een voorziening steeds uitgesteld wordt omwille van een wachtlijst, wat een goede oplossing voor de persoon en zijn ouders bemoeilijkt. Of je kan vaststellen dat er steeds weer kerende problemen voorkomen met jongeren in een bepaalde wijk en samen met de verantwoordelijken in de gemeente gaan zoeken naar een integrale aanpak.
We willen toekomstig maatschappelijk werkers gevoelig maken voor het belang van deze dossieroverstijgende aanpak, inzichten aanbieden en ontdekken om jullie weg hier in te vinden en instrumenten aanbieden om op een effectieve manier beleidsgericht te werken. vormen de thema's van de voortgezette cursus organisatiekunde in het derde jaar.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
- C02 De MA kan interacties tussen mensen in hun context beschrijven en analyseren vanuit een generalistisch perspectief.
- C03 De MA kan agogisch handelen met de inzet van algemeen menswetenschappelijke en praktijktheoretische kennis en inzichten.
- C05 De MA handelt vanuit een kritische reflectie op de wisselwerking tussen het eigen werk, het werkveld en het breder maatschappelijk kader.
- C06 De MA kan in een team en een organisatie werken en kan zich functioneel bewegen in een netwerk van partners en organisaties.
- C07 De MA werkt aan zijn verdere professionalisering binnen een perspectief van levenslang leren en zich ontwikkelen.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties