De cursus behandelt complexere DNA-manipulaties in een bredere context waarvoor de kennis van de DNA-basistechnieken onontbeerlijk is. Ook wordt dieper ingegaan op specifieke onderzoeksgerichte applicaties. De onderwerpen die aan bod komen zijn o.a. pharcogenomics, proteomics, klonering in phagmiden, faag- en andere vectoren voor de constructie en screening van cDNA en genomische bibliotheken. Veel aandacht gaat ook uit naar de genetische manipulatie van zoogdiercellen voor de productie van heterologe (therapeutische) eiwitten of voor gene silencing. Hiervoor is er een nauwe relatie met de cursus 'virologie', waar de moleculaire replicatiemechanismen verklaard worden. Verder behelst de cursus het creëren van transgene- en knock out muizen en het klonen van organismen voor therapeutische en reproductieve doeleinden. Biomedisch/farmaceutische relevante toepassingen in fundamenteel en toegepast onderzoek worden gegeven.
De cursus bouwt sterk voort op de cursussen van het 2
de jaar en het labo gentechnologie van 3FBLt.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 De BLter kan doordacht wetenschappelijke informatie en kennis aanwenden om een kwalitatief hoogstaande functionaliteit te garanderen.
Toelichting:
- Studenten begrijpen wat genomica en proteomica is en kunnen aan de hand van voorbeelden uitleggen hoe deze tak van de gentechnologie zijn toepassing vindt in de biomedische en farmaceutische sector.
-Studenten kennen het verschil tussen de verschillende bacteriofaag-, cosmide- en YAC- vectoren en weten hoe en waarom deze gebruikt worden. De studenten kunnen expliceren hoe en waarom DNA-bibliotheken geconstrueerd en gescreend worden.
- udenten kunnen aan de hand van een technisch informatieplan van allerhande pro- en eukaryote expressievectoren, uitleggen hoe deze vector werkt en voor welke doeleinden hij gebruikt kan worden (replicatie, expresseren van heterologe eiwitten en knockdown systemen).
- Studenten kennen het verschil tussen het expresseren van (heterologe) eiwitten in bacteriële expressiesystemen (E.coli) en in eukaryote (mammalia) celsystemen en begrijpen de toepassingen hiervan.
-Studenten kunnen aan de hand van schema's uitleggen, hoe transgene - en knockout muizen gecreëerd worden en kennen de toepassingen en doeleinden van deze levende systemen.
-Studenten kennen het verschil tussen therapeutisch en reproductief klonen en begrijpen het belang van stamcellen.
-Studenten zijn in staat om Engelse vakspecifieke teksten te interpreteren en informatie op te zoeken en te begrijpen. Ook kunnen zij elektronische gegevensbanken (genbank, bv) raadplegen en een eenvoudige BLASTanalyse uitvoeren via de NCBI website.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
A. Type
- handboek
- cursus
- materiaal op leeromgeving
- materiaal op WWW
B. Verplichte leermiddelen
Gentechnologie, niet gepubliceerde cursus '
BROWN, T.A., Gene cloning and DNA analysis, an introduction, Chapman and Hall,
London
, 5th ed (2006) ISBN 978140511121-x
C. Aanbevolen leermiddelen
zie materiaal op Toledo-leeromgeving
A. Types
- hoorcollege
- begeleide zelfstudie
B. Omschrijving
A. Types
- mondeling examen
- praktische proef
B. Omschrijving
Mondeling examen bestaat uit 3 vragen waarvan de kennis van verschillende hoofdstukken geïntegreerd wordt. Een vraag gaat steeds over DNA-analyse methodes en de tweede vraag handelt over kloneren. Hierbij staan expressie van heterologe eiwitten in celculturen of transgene organismen centraal. Ook de onderdrukken van expressie in knock down systemen en knock out systemen komen uitgebreid aan bod. De nadruk ligt op begrijpen en inzicht hebben in de technologie; Hierbij dient, naast het beschrijven van de techniek, het doel van een techniek goed gekend te zijn.
Een derde vraag bestaat uit een opdracht (praktische proef) aan de computer waar bij de bio-informaticakennis getest wordt. Oefeningen voor deze vraag worden aangeboden via e-learning in het tijdsbestek van het labo gentechnologie.